Vincent van Gogh (1853 – 1890) woonde twee keer in zijn leven een periode in Den Haag. Van 30 juli 1869 - 10 mei 1873 en van 27 november 1881 - 11 september 1883. Vooral tijdens zijn tweede verblijf in Den Haag beleefde Vincent een intense periode in zijn kunstenaarschap waarin hij gedecideerd doorwerkte, zonder daar veel geld mee te verdienen. Kom tijdens de online lezing meer te weten over deze bijzondere fase van de wereldberoemde kunstenaar.

Op 30 juli 1869 werd Vincent in het bevolkingsregister van Den Haag ingeschreven. Door zijn oom Vincent ‘Cent’ van Gogh (1820–1888) kon hij als jongste bediende aan de slag in de internationale kunsthandel Goupil & Cie. Daar zag Vincent veel kunst en bekwaamde hij zich vol enthousiasme in zijn nieuwe vak.

Na twee jaar in Londen en omzwervingen in Frankrijk, Engeland, België en Nederland keerde Vincent in november 1881 als kunstenaar terug naar Den Haag. Vanaf dat moment maakte Vincent tientallen stadsgezichten van Den Haag, plekken in het centrum, aan de rand van de stad en in Scheveningen. Samen met de schilder George Breitner (1857 – 1923) was hij aangetrokken tot de plekken in de stad die anderen liever zouden mijden: de soepuitdeling bij de gaarkeuken, volgepropte wachtkamers op het station en de morsige achterbuurten. Onder de vertelling van museumdocent Monique Varma verdiept u zich in deze interessante periode van zijn kunstenaarsbestaan.