BWV 92 "Ich hab in Gottes Herz und Sinn"
Evenementdetails
Over dit evenement
Om de cantate te kunnen bezoeken dient elke aanwezige te beschikken over een een geldig coronatoegangsbewijs. Reserveren is bovendien noodzakelijk. Er is begeleiding bij binnenkomen en verlaten van de kerk, en alle bezoekers krijgen een vaste zitplaats toegewezen.
Er zijn meerdere manieren waarop u een coronatoegangsbewijs kan krijgen. Zie daarvoor de informatie op de website https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/cultuur-uitgaan-en-sport/coronatoegangsbewijs.
Bij de ingang dient u uw geldige QR code en identificatie te tonen m.b.v. app CoronaCheck op uw smartphone of uitgeprint op papier.
Zie voor het antwoord op allerhande vragen over de coronacheck: coronacheck.nl/nl/faq
Zelftest
Gezien de aard van de Omikron-variant kan het zijn dat u geen symptomen hebt, maar toch besmet en/of besmettelijk bent. Wij vragen alle aanwezigen daarom om op de dag van de uitvoering thuis een zelftest uit te voeren.
Over BWV 92
Dit is een grote en veelzijdige cantate, met vaak heftige emoties. Een centrale en verbindende rol speelt het koraal met de melodie van “Was mein Gott will, das gescheh allzeit”, dat we in allerlei verschillende vormen in het merendeel van de negen (!) delen horen terugkomen.
In verband met de richtlijnen zal deze grote cantate in een kleinere bezetting worden uitgevoerd zodat de 1,5m kan worden gehandhaafd.
In het openingskoor als cantus firmus van de sopranen, rijkelijk omzongen door de andere stemmen, ingebed in een doorlopende dialoog tussen de twee oboi d’amore enerzijds en de strijkers anderzijds. Daarop volgt een complex recitatief van de bas, telkens onderbroken door de koorbassen met delen van het koraal. En vervolgens zingt de tenor een grote felle aria, met even felle begeleiding van de strijkers. Dan horen we weer een vers van het koraal, dit maal gezongen door de alten, en omspeeld door de beide oboi d’amore met elkaar imiterende motieven. Een recitatief van de tenor eindigt met de woorden: “Geduld! Geduld!” - dat we zullen moeten opbrengen. Waarna de bas samen met de cello een stormachtige aria uitvoert over het geluk dat slechts via het kruis ons deel kan worden.
Opnieuw klinkt dan weer het koraal, nu vierstemmig door het koor gezongen, met daartussendoor telkens korte recitatieven van de solisten. Zo komt er eindelijk rust, en kan de sopraan in een lieflijke aria in dialoog met de oboe d’amore haar vertrouwen in de goede afloop tot uitdrukking brengen. Dat bevestigen we in het samen gezongen/geneuried slotkoraal.